Inleiding

Wij geloven dat Christus het Hoofd is van Zijn wereldwijde gemeente en dus ook van de Evangelische Kerk Bourgoyen. Tegelijk roept God mensen om namens Hem en onder Zijn gezag Zijn gemeente te leiden. Deze leiders worden in het Nieuwe Testament (NT) ‘oudsten’[1], ‘opzieners’[2], ‘herders’[3] en ‘voorgangers’[4] genoemd.

Deze termen worden in het N.T. als synoniemen door elkaar gebruikt.[5] Wij geloven dat het gebruik van deze verschillende termen geenszins wijst op verschillende niveaus van autoriteit zoals sommige kerken leren; maar dat het wijst op de verschillende verantwoordelijkheden die deze bediening met zich meebrengt.[6]

Wij geloven verder dat een Bijbelse oudstenraad bestaat uit een Bijbels gekwalificeerde groep mannen die gezamenlijk en herderlijk leiding geven aan de plaatselijke gemeente.

Gekwalificeerd leiderschap

Wij geloven dat de apostolische bevelen die aan Timotheüs[7] en Titus[8] gegeven zijn met het oog op de aanstelling van oudsten nog steeds bindend zijn. Oudsten moeten onbesproken zijn, ze moeten man van één vrouw zijn, ze moeten een goed bestuurder van hun eigen huis zijn, ze mogen niet pas bekeerd zijn, niet verslaafd zijn aan wijn, niet opvliegend, niet strijdlustig, niet aanmatigend, niet driftig, niet geldzuchtig of op oneerlijke winst uit, ze moeten in staat zijn om te onderwijzen, te vermanen, tegensprekers te weerleggen, ze moeten nuchter zijn, bezadigd, beschaafd, gastvrij, vriendelijk, rechtvaardig, vroom, ingetogen, met liefde voor wat goed is; een oudste moet een man zijn met een goede reputatie bij de ongelovigen.

Deze kwalificaties vertegenwoordigen Gods maatstaven en zijn de basis voor de benoeming tot oudste. Het zijn maatstaven die vooral te maken hebben met het karakter en met de bekwaamheden. Een oudste moet op die manier een model zijn voor de gemeente, een voorbeeld, zodat hij in alle integriteit de gemeente kan oproepen om zijn voorbeeld na te volgen.[9]

Meervoudig leiderschap

Wij geloven dat een gemeente niet hoort geleid te worden door maar één enkele oudste, maar door een raad van oudsten. Dit meervoudig leiderschap is geworteld in de oudtestamentische instelling van de oudsten van Israël. Het is ook geworteld in het feit dat Christus niet één man aanwees om Zijn gemeente te leiden, maar dat Hij twaalf mannen aanstelde die Hij vervolgens opleidde. De Twaalf vormden de eerste leidinggevende raad van de gemeente.[10]

Het N.T. laat duidelijk zien dat het herderlijke opzicht over de eerste gemeenten toevertrouwd was aan een raad van oudsten.[11] Meervoudig leiderschap is dan ook een gezond Bijbels principe. Er is in het N.T. zelfs niet één passage te vinden met een duidelijke beschrijving van een gemeente die geleid werd door één oudste.

De Evangelische Kerk Bourgoyen wordt dan ook bestuurd door een raad van oudsten die gezamenlijk als één lichaam optreden en een gelijke mate van gezag en verantwoordelijkheid voor de gemeente dragen.

Mannelijk leiderschap

Wij erkennen dat gelovige mannen en vrouwen op volkomen gelijke wijze kinderen van God zijn door het geloof in Christus.[12] God heeft Zijn Geest aan mannen èn vrouwen gegeven, en zowel mannen als vrouwen worden gedoopt en worden gevoegd bij het lichaam van Christus, en zowel mannen als vrouwen ontvangen gaven om de gemeente op te bouwen en Christus te dienen.[13] Deze volkomen gelijkwaardigheid is echter niet hetzelfde als gelijkheid. God heeft aan mannen en vrouwen verschillende rollen of verantwoordelijkheden gegeven. De verantwoordelijkheid van oudste is gegeven aan mannen. Een gemeente hoort geleid te worden door een raad van mannelijke oudsten. Wij beroepen ons hiervoor op de volgende argumenten:

Het Bijbelse onderwijs

De meest directe Bijbeltekst vinden we in 1Tm.2:11-15 “Een vrouw moet zich laten onderwijzen in stilheid, in alle onderdanigheid. Want ik sta niet toe dat een vrouw onderwijs geeft, en ook niet dat zij de man overheerst, maar ik wil dat zij zich stil houdt. Want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva.  En niet Adam is misleid, maar de vrouw is, toen zij misleid werd, tot overtreding gekomen. Maar zij zal in de weg van het baren van kinderen zalig worden, als zij blijft in geloof, liefde en heiliging, gepaard met bezonnenheid.”

Vanuit de context is het duidelijk dat deze onderwijzing gericht is aan de verzamelde gemeente. En de tekst stelt duidelijk dat het een vrouw niet toegelaten is om (Bijbel)onderwijs te geven of autoriteit te hebben over de (verzamelde) broeders (in de gemeente). Het is duidelijk dat het hier niet gaat om een tijdelijk of plaatselijk verbod; het verbod is immers ten diepste geworteld in de scheppingsvolgorde, waarbij God aan Adam een leidende rol gaf toen Hij hem als eerste maakte.

Gezien het geven van onderwijs en het uitoefenen van gezag over mannen behoren tot de kerntaken van oudsten; is het vanzelfsprekend dat dit verbod ertoe leidt dat vrouwen geen oudste kunnen zijn. Wij geloven dat het aanstellen van vrouwelijke oudsten niet in overeenstemming is met Gods scheppingsorde.

We vinden dan ook nergens in het N.T. zelfs nog maar een suggestie dat er ook vrouwelijk oudsten kunnen bestaan. Integendeel; vrouwen moeten ‘zwijgen’ wanneer profetieën worden getoetst[14], en oudsten moeten ‘man zijn van één vrouw’.[15]

De analogie met het huwelijk

In het Nieuwe Testament is er een duidelijke relatie tussen het leiderschap van de man in het gezin en het leiderschap van de man in de gemeente; ze zijn met elkaar verbonden.[16] Als het ene wordt losgelaten zal ook het andere losgelaten moeten worden. Hoe kan een man immers in de gemeente onder het gezag staan van zijn eigen vrouw; en tegelijk thuis zelf gezag hebben over zijn vrouw en van haar verwachten dat zij zich aan hem zal onderwerpen? Mogen we dit verwachten als zij oudste is en hij niet?

De schrift is heel duidelijk: christenvrouwen moeten zich onderwerpen aan de man.[17] Nergens in het N.T. wordt de man opgedragen om onderdanig te zijn aan zijn vrouw, het is altijd omgekeerd. In een christelijk huwelijk zijn de rollen van man en vrouw niet onderling inwisselbaar of irrelevant. De duidelijke connectie in het N.T. tussen de gemeente en het gezin is dan ook een heel duidelijk argument voor de rolverdeling in de gemeente.

Het voorbeeld van de apostelen

Jezus had gemakkelijk zes mannen en zes vrouwen kunnen aanstellen tot apostelen, maar Hij koos twaalf mannen.[18] Het feit dat Jezus niet één vrouwelijke apostel koos heeft niets te maken met Christus’ concessies aan de Joodse gewoonten van de eerste eeuw zoals feministen weleens beweren. Als het Christus’ intentie was voor de gemeente om vrouwelijke leiders aan te stellen, dan had Hij dit gedaan; Christus zou zich nooit laten leiden door verkeerde culturele gewoonten.

Christus gaf Zijn gemeente mannelijk leiderschap. Ook toen er werd gezocht naar een vervanger voor Judas, kwamen hiervoor alleen mannen in aanmerking.[19] En het zijn de namen van deze mannen die tot in eeuwigheid te zien zullen zijn op de fundamenten van het nieuwe Jeruzalem.[20]

De geschiedenis van het onderwijs en leiderschap doorheen de ganse Bijbel

Nergens in de ganse Bijbel is er ook maar één voorbeeld terug te vinden waar een vrouw publiekelijk het verzamelde volk van God onderwijst. Sommigen wijzen weliswaar op Deborah, maar zij gaf geen publiekelijk onderwijs; de mensen kwamen persoonlijk naar haar toe om raad te vragen.[21] In het Oude Testament waren de priesters verantwoordelijk voor het onderwijs, en dit waren allemaal mannen.[22]

Wij geloven dan ook dat de Bijbel geen enkele ruimte laat voor het aanstellen van vrouwelijke oudsten. Als Evangelische Kerk Bourgoyen sluiten we ons aan bij wat de gemeente van Christus de eeuwen door heeft geloofd en onderwezen en gepraktiseerd heeft; nl. dat vrouwen geen oudsten kunnen worden. Het is veelzeggend dat deze instelling pas echt onder druk is komen te staan sinds de tweede helft van de 20e eeuw. En hoewel sindsdien een groeiend aantal kerken of gemeenten wereldwijd ervoor kiest om ook vrouwen tot oudsten aan te stellen, is het onze overtuiging dat de gemeente nooit de bevoegdheid hiertoe gekregen heeft. Het aanstellen van enkel mannen tot oudsten is een Bijbels en daarmee een Goddelijk gebod waarvan niet mag worden afgeweken.

De verantwoordelijkheid van oudsten

Het oudstenschap is niet zomaar een taak maar het is een bediening; het is de vervulling van een goddelijke roeping om Gods huis te beheren.[23]

De term ‘oudsten’ leert ons dat deze beheerders geestelijk volwassen leiders moeten zijn. Iemand die de gemeente van Christus leidt, moet (levens)wijsheid hebben, een stuk (levens)ervaring, hij moet verstandig zijn en geestelijk volwassen zijn. En het is vanzelfsprekend dat deze kwaliteiten meer terug te vinden zijn bij ouderen dan bij jongeren.

De term ‘voorgangers’ wijst op de leidinggevende rol, zij zijn het die vooropgaan en die leiding geven.

De term ‘herders’ wijst op de pastorale verantwoordelijkheid van de oudsten. Zij moeten de kudde van God hoeden, leiden, bijeen houden, voorzien in de zorg van hulpbehoevende gemeenteleden zoals jonggelovigen, armen, ouderen en zieken.

De term ‘opzieners’ wijst op de beschermende verantwoordelijkheid. We zouden ook kunnen spreken over opzichters, bewakers, beheerders, rentmeesters of toezichthouders. Opzieners moeten waakzaam zijn, ze moeten de gemeente beschermen tegen dwaalleer en tegen ‘wolven’ die de discipelen achter zich aan proberen te trekken.[24] Om de kudde te kunnen beschermen tegen valse leer is het belangrijk dat opzieners vertrouwd zijn met de gezonde leer en dus over voldoende Bijbelkennis beschikken.[25] Opzieners hebben de verantwoordelijkheid om Gods huis te ‘beheren’, d.w.z. te besturen, te runnen, te managen. Zij zijn als beheerders ook verantwoordelijk voor alle bezittingen van de gemeente.[26]

De begrippen ‘herder, ‘opziener’, ‘oudste’ en ‘voorganger’ geven ons een vrij goed beeld van hoe oudsten zijn en wat er van hen verwacht wordt. Oudsten zijn mannen die het Woord onderwijzen en prediken, leerstellige kwesties beoordelen en de gemeente beschermen tegen valse leraren. Oudsten sporen de heiligen aan en vermanen hen om bij de gezonde leer te blijven. Oudsten bezoeken de zieken en bidden met hen. Oudsten hoeden, weiden en leiden de plaatselijke gemeente. Ze dragen zorg voor de kudde; ze beschermen, bewaken, verdedigen en behoeden de plaatselijke gemeente, ze waken over de zielen van de gemeenteleden. Hun belangrijkste prioriteiten horen te liggen bij de bediening van het woord en het gebed.[27]

Tot slot

Zoals blijkt uit het bovenstaande zijn oudsten niet geroepen om de maatschappij of de cultuur te veranderen. Ze zijn niet geroepen om zoveel mogelijk mensen de kerk binnen te lokken of een gemeente zo vorm te geven dat ongelovigen zich daar thuis voelen. Maar een oudste is geroepen tot navolging van Christus en tot heiliging van de kudde Gods. De drang om de wereld te bereiken mag nooit ten koste gaan van de heiliging van de kerk. De Bijbel èn de kerk zijn in de eerste plaats bedoeld voor gelovigen. Een oudste is er in de eerste plaats voor de kudde van God. Een herder wordt verantwoordelijk gehouden voor het hoeden (voeden en beschermen) van Gods schapen.[28] Dit is dè taak die een herder van de Heer heeft gekregen! De deugdelijkheid van een oudste wordt dan ook niet bepaald door het aantal mensen dat hij aantrekt, maar door hoe Christus-gelijkvormig de gemeente is.

Als Christus’ onderherders en Gods rentmeesters bevinden de oudsten zich onder het strikte gezag van Jezus Christus en zijn heilig Woord. De Gemeente is niet het bezit van de oudsten, ze is Christus’ gemeente en Gods kudde. De oudsten moeten het leiderschap dan ook op een nederige en liefdevolle manier uitoefenen, naar het voorbeeld van Christus. In de gemeente is geen sprake van heersers en onderdanen; niettemin dragen de oudsten meer verantwoordelijkheid voor de geestelijke zorg van de gemeente dan de andere leden. Daarom ook moet de gemeente de oudsten hoog achten, liefhebben, eren, en gehoorzamen.[29]

 

 

[1] Hd.11:30, 14:23, 15:2-6, 22-23, 16:4, 20:17, 21:18, 1Tm.5:17,19, Tt.1:5, Jk.5:14, 1Pt.5:1,5, 2Jh.1:1, 3Jh.1:1  [2] Hd.20:28, Flp.1:1, 1Tm.3:2, Tt.1:7, 1Pt.2:25  [3] Ef.4:11, vergelijk ook het ‘hoeden’ uit 1Pt.5:1-3, Hd.20:28  [4] Hb.13:7,17,24  [5] Hd.20:17,28; 1Pt.5:1-2  [6] Zo staat in de RKK de opziener (= een bisschop) boven de oudste (= een RK-priester)  [7] 1Tm.3:1-7  [8] Tt.1:6-9  [9] 1Kor.11:1, Flp.3:17  [10] Hd.8:1, 15:2,4,6,22  [11] Hd.11:30, 14:23, 15:2,4,6,22, 20:17,28, Jk.5:14, Fp.1:1, Tt.1:5, 1Ts.5:12, Hb.13:17  [12] Gl.3:26-28  [13] 1Kor.12:7, 1Pt.4:10  [14] 1Kor.14:33-35  [15] 1Tm.3:2  [16] 1Tm.3:4-5  [17] Ef.5:22-24  [18] Mt.10:2-4  [19] Hd.1:21  [20] Op.21:14  [21] Rcht.4:5  [22] Lv.10:11, Ml.2:6-7  [23] Tt.1:7  [24] Hd.20:28-31  [25] 1Tm.3:2, Tt.1:9. Vgl.Hd.15:2  [26] Hd.11:29-30  [27] Hd.6:4, 1Tm.5:17  [28] Hb.13:17  [29] 1Tm.5:17, 1Ts.5:12-13, Hb.13:7